Verschillende condensors kunnen op basis van stoomcondensatie worden onderverdeeld in oppervlaktetype (ook wel partitietype genoemd) en gemengd type (ook wel contacttype genoemd). In een oppervlaktecondensor wordt stoom, gescheiden van het koelmedium, gecondenseerd tot een vloeistof op een koelwand (meestal een metalen buis). Het koelmedium kan water of lucht zijn. Watergekoelde oppervlaktecondensors worden geclassificeerd in een enkel proces (Fig. 1) en een duaal proces (Fig. 2) volgens het stromingspatroon van koelwater. In een hybride condensor wordt stoom onder vermenging met een koelmedium gecondenseerd tot een vloeistof. De gecondenseerde stoom kan waterdamp of damp van andere stoffen zijn.
De watergekoelde oppervlaktecondensor met dubbele stroomcondensor bestaat hoofdzakelijk uit een behuizing, een buizenbundel, een hete put, een waterkamer en dergelijke. De uitlaatstoom van de stoomturbine komt via de keel de behuizing binnen, condenseert tot water op de koelpijpenbundel en verzamelt dit in de hete put, en wordt afgezogen door de condensaatpomp. Koelwater (ook bekend als circulerend water) komt de koelbuizenbundel binnen vanuit de inlaatwaterkamer en wordt afgevoerd uit de uitlaatwaterkamer. Om tijdens stoomcondensatie een hoog vacuüm en een goede warmteoverdracht in de condensor te garanderen, is deze uitgerust met een pompinrichting die continu lucht en andere niet-condenseerbare gassen aanzuigt die in de condensor lekken. De pompapparatuur omvat hoofdzakelijk een waterstraalaspirator, een straalluchtextractor, een mechanische vacuümpomp en een gecombineerde vacuümpomp.
De luchtgekoelde oppervlaktecondensorlucht wordt door middel van een ventilator buiten de buizenbundel doorkruist of op natuurlijke wijze geventileerd, en de stoom wordt in de buizenbundel tot water gecondenseerd. Om de warmteoverdracht buiten de buis te verbeteren, maakt de condensor gebruik van een externe lamellenbuis. De tegendruk is veel hoger dan die van een watercondensor.
Hybride condensors zijn verkrijgbaar in zowel sproei- als vlakstraalversies. In een sproeicondensor wordt het koelwater druppelvormig verneveld; bij het planaire straaltype staat het koelwater in filmvorm in contact met de uitlaatstoom van de stoomturbine. Over het algemeen wordt gebruik gemaakt van een vlakke straalstructuur omdat deze een hoger vacuüm heeft en alle niet-condenseerbare gassen kan afvoeren.